11 april 2012

Nederland-Engeland. Omgekeerde wereld.

Toen ik in Londen ging wonen, was prins Charles vrijgezel en had Engeland nog een koolmijnindustrie. Van Harry Potter had zelfs JK Rowling niet gehoord. Eind jaren zestig was Londen swingend geweest. Wat het eind jaren zeventig was weet ik niet, maar de rek was eruit. Het zag eruit zoals ik me Nederland net na de Tweede Wereldoorlog voorstelde. Grauw, inefficiënt en ouderwets. Alsof het hele land op de bon was. Of, zoals de Amerikaanse comédienne Bette Midler het typeerde: 'Als het in New York twee uur ’s middags is, is het in Engeland 1956'. Filterkoffie bestond niet, terrasjes evenmin, centrale verwarming was een overbodige luxe en de vloeren van wc’s waren bekleed met bloemrijk tapijt.

Samenleving en politiek in Groot-Brittannië waren ongekend verdeeld. Je was Labour of Conservatief, republikein of monarchist, Manchester United of Manchester City. Consensus was een scheldwoord. Coalitieregeringen waren voor buitenlanders. Op straat waren er voortdurend spanningen tussen zwarte jongeren en de politie.
In Notting Hill, waar ik een jaar stage liep als jammerlijk falend welzijnswerker, waren nog niet zo lang geleden de bordjes verdwenen met 'Kamers te huur, geen Ieren, geen honden, geen zwarten'. Een van mijn eerste klussen als correspondent was het verslaan van de rassenrellen begin jaren tachtig in Brixton.

Nee, dan wij Nederlanders. Niet alleen betaalden wij onze elektriciteitsrekeningen met een giro in plaats van muntjes in een meter te gooien als de televisie langzamer ging praten, maar wij waren op alle gebied eigentijdser en opener. En zeker een stuk minder navelstaarderig dan het Britse eilandras. We hechtten aan spreidingsbeleid en integratie, zaken waar de Britten nog van konden leren, mochten ze daar behoefte aan hebben. Wat niet het geval was.
Koffie verslaat theeOver kentering gesproken. Dertig jaar later hebben Engelse badkamers betegelde vloeren en als je koffie bestelt kun je kiezen uit de omvang van de beker, het soort bonen en het vetgehalte van de melk. Sterker: de Britten drinken sinds kort meer koffie dan thee. Ze zien er ook anders uit. Minder roze, meer beige.

Nergens zijn de veranderingen dramatischer dan in Londen. De stad oogt rijker, lichter, schoner en zelfs glamourous. Londen is niet alleen internationaler, het is ’s werelds multiculturele hoofdstad. Noem het Moskou aan de Theems, noem het Londonistan. Nergens ter wereld kom je een grotere etnische diversiteit tegen.

De Britse hoofdstad heeft de functie die New York en Boston een eeuw geleden hadden. 40% van alle Londenaren is in het buitenland geboren. De middenstand is grotendeels in handen van Aziaten. Zonder Oost-Europeanen zou de horeca instorten. De helft van alle dokters die in Londen werkt, is buitenlands.

Een paar weken geleden was er op een Nederlandse zender, ik ben vergeten welke, een pretprogramma. De tribune in de studio zat vol joligheid, van boven tot onder gekleed in oranje. Er zat niet één niet-wit gezicht tussen. Wat ouderwets, dacht ik. Zoiets zie je op de Britse tv al lang niet meer.

Wat je in Engeland ook nauwelijks hebt is een discussie over hoofddoekjes. Ze worden gewoon gedragen. In Amsterdam wordt mijn studerende zoon die erg zijn best doet Nederlands te praten, regelmatig geattendeerd op zijn 'Poolse' accent. Ik kan me niet herinneren ooit iets badinerends over mijn Nederlandse accent gehoord te hebben. Misschien omdat praktisch iedereen in Londen een accent heeft. Of misschien gebeurt het achter mijn rug.

Ik geloof niet dat Britten toleranter zijn dan Nederlanders. Maar terwijl wij vasthouden aan gedateerde begrippen als negerzoenen en zwarte pieten omdat die essentieel onderdeel zouden zijn van onze nationale identiteit, zijn aan gene zijde van Het Kanaal de marmeladepotjes met gollywogs, de sterotype negerafbeeldingen, geruisloos afgevoerd. 'Zo aanstootgevend', zei het bedrijf dat de etiketten maakte. Een meldpunt voor Oost-Europeanen zie ik hier ook niet snel ingevoerd worden.

'Ik wil nooit meer in Nederland wonen', zei laatst een Engelse die er drie jaar gewoond had. Toen ze pas naar Harmelen verhuisd was en voor het eerst boodschappen ging doen, had een vrouw haar op de schouders getikt, op haar hakken gewezen en gezegd: 'nee, nee, veel te hoog'. Het is een van die grote verschillen. Engelsen bemoeien zich niet met je. En in Londen al helemaal niet. Live and let live.

De stad draait op vreedzame co-existentie van aparte gemeenschappen. Er is een vage belangstelling voor elkaars gewoonten en een zekere economische kruisbestuiving, maar er is geen hecht, onderling contact. 'In Londen', schreef de Guardian ooit, 'leeft men prettig langs elkaar heen'. En als dat, zoals de krant dacht, in multicultureel Europa misschien wel de hoogste vorm van beschaving is, dan vraag je je toch af hoe je anno 2012 Nederland moet typeren.