14 maart 2014

Dood van Britse radicaal



Tony Benn, die vanochtend op 88 jarige leeftijd overleed na een halve eeuw lang de Britse politiek verdeeld te hebben, was de eerste Engelse volksvertegenwoordiger die ik interviewde. Hij was begin jaren tachtig niet de eerste parlementariër die ik benaderde, maar wel de eerste die ja zei. Plus, minstens even belangrijk, hij was de eerste die geen geld vroeg voor een interview. Met Denis Healey, later een van Labours meest vermaarde ministers van financiën, had ik een kwartier telefonisch geruzied over waarom de BBC wel en de Vara geen 100 gulden uitgaf voor radiointerviews. Aan Benn zat geen prijskaartje. Vandaar dat Europese verslaggevers, vakbondsvertegenwoordigers en marxisten zijn (rode) voordeur in het elegante Holland Park op de tast wisten te vinden. 

Beneden in zijn werkkamer triomfeerden kleurrijke vakbondsvaandels en een mijnwerkerslantaarn: de trofeeën van de klassenstrijd. Hoe militanter de Britse  arbeidersvereniging in kwestie, des te groter was het respect voor Benn. En omdat Groot Brittannië toen meer klassenbewust en verpolariseerd was dan nu, werd hij rechts van het midden, met evenveel passie gehaat. ‘Ik kan hem niet uitstaan’, had ik de week ervoor een middelbare vrouw horen zeggen over Benn, tijdens een demonstratie. ‘Moet je dat haar zien, en dat gezicht’. ‘En die wenkbrauwen’, zei haar vriendin. ‘I hate his eyebrows’. Een openbaring op zich. Wist ik dat iemands gezichtshaar zo verwerpelijk kon zijn? Benn, die twee keer minister was, was anti de EU, anti Nato en voor nationalisering en eenzijdige kernontwapening. Hij was, dacht de krant de Sun, ‘de gevaarlijkste man van Groot Brittannië’. Hij was voor links wat Margaret Thatcher was voor rechts, iconisch en continu verdeeldheid zaaiend. Toen de BBC in 2006 een peiling hield over wie door kiezers beschouwd werd als politieke helden, kwam Benn op de eerste plaats, gevolgd door Thatcher. 

Nog voordat ik mijn opnameapparatuur had ingesteld, had Benn zijn eigen cassette al lopen. Niet alleen nam hij ieder gesprek op omdat hij geen enkele verslaggever vertrouwde; hij zou ze later verwerken in dikke volumes politieke dagboeken. Die memoires, een gedetailleerde weergave van hoe de Britse politiek functioneert tussen 1940 - 1990, zijn misschien wel zijn grootste nalatenschap. Toen het interview, meer een monoloog zijnerzijds, voorbij was en zijn beker sterke thee met melk (ieder uur een verse) op, bleek mijn fietsband te zijn leeggelopen. Zoon Hilary Benn wist het gat te vinden en te plakken. Hij zou later minister van milieuzaken worden. Enkele weken geleden zag ik hem in de metro. Hilary, evenals zijn vader een parlementariër in hart en nieren, is de vierde generatie van zijn familie met een zetel in het parlement. 


Tony Benn was een inspirerend, hartstochtelijk spreker. Hij was een van de beste Engels-talige redenaars, zei de Times eens. Benn stapte in 2001 uit het parlement ‘om meer tijd aan politiek te besteden’. Hij toerde stad en land af met zijn donderpreken over democratie en parlementaire soevereiniteit waarmee hij volle zalen trok. Zijn grootste angst zei hij, de laatste keer dat ik hem zag spreken, was apathie van de kiezers. ‘Onze democratie wordt niet bedreigd door iemand die Buckingham Palace in brand wil steken, maar door mensen die niet gaan stemmen. Door verwaarlozing wordt de rechtsgeldigheid van gekozen regeringen vernietigd’. 

6 maart 2014

Londen: veilige thuishaven voor Ruslands kleptocraten


Het zal niet gebeuren. Van Londen hoeft niemand aktie te verachten. Ondanks geroep uit Westminster dat er ‘kosten en konsekwenties’ zitten aan de Russische overname van de Krim, hoeft Poetin zich nergens zorgen over te maken. Londen zal wat visa-aanvragen vertragen, de bankrekening van Janokovitsj en vrienden blokkeren en de retourtjes van Britse royals uit de tweede divisie die naar de paralympische spelen in Scotsji wilden, intrekken. Big deal.

De Britten zijn te afhankelijk van Russische financiële belangen om die resoluut dwars te gaan zitten. Russische en andere buitenlandse kleptocraten kunnen dus gerust zijn. In Londen blijven ze welkom. In Groot Brittannië kunnen ze belasting ontduiken, ontsnappen aan juridische vervolging in eigen land en geen gevaar lopen, of bijna geen, om ontvoerd en vermoord te worden. Met geld uit off shore bedrijven die hun kapitaal verbergen kunnen voetbalclubs (Chelsea FC) worden gekocht en de rekeningen betaald van de Engelse kostscholen waar de kinderen op geparkeerd worden.

De Britse hoofdstad is de favoriete uitwijkplaats van Ruslands élite en sinds vorige maand ook van de Oekraïense. Op 20 februari stond het vliegveld van Kiev vol privétoestellen van ‘s lands rijkste burgers. Ze zouden niet oostwaarts gevlogen zijn, maar naar het westen, naar landen als Engeland waarvan ze weten dat hun bankrekeningen en privébezittingen beschermd worden door een onafhankelijke rechtsstaat die ze thuis niet dulden.

Nergens wonen er meer buitenlandse rijken dan in Londen. Sinds de crisis in de Oekraïne verkeren makelaars in Mayfair en Knightsbridge in opperste staat van opwinding. Geopolitieke instabiliteit in het buitenland is goed voor de Londense huizenmarkt die in het centrum vorig jaar met 12.3% steeg. Bijna 85% van de allerbeste huizen (super-prime) in de Britse hoofdstad gaat naar internationale kopers, waarvan bijna 5% Russisch is. Net voordat het leger met scherp begon te schieten op het plein van Maidan, legde een van de rijkste Oekraïeners £ 100 miljoen neer voor een appartement in Londen. ‘Veel geld dat door Chelsea, Mayfair en Knightsbridge spoelt is bloedgeld’, zegt hedge fund oprichter Bill Browder, wiens collega Sergei Magnitsky in een Russische cel vermoord werd voor zijn pogingen corruptie aan de kaak te stellen. ‘Niet alle superrijke Russen zijn criminelen, maar wel een groot deel’.

Russische oligarchen hebben de publieke boosheid gezien over het huis van € 200 mijoen, de dierentuin en golfbaan van de Oekraïense oud president Janokovitsj, die overigens in de liga corrupte superrijken een ‘totale amateur’ is, volgens Browden. Ze weten waar ze heen kunnen met de miljoenen die ze in de bodem van het zwembad hebben begraven. Oost-Europese autocraten verafschuwen het westen, maar weten wel beter dan hun geld te investeren in Ruslands corrupte banksysteem. In Londen zijn ze veilig. De stad is hun thuishaven en pensioenplan. Op de laatste G20 top omschreef Poetin het VK als ‘een klein eiland’. Niemand, zei zijn woordvoerder, besteedt aandacht aan Groot Brittannië, behalve dan de Russische ‘oligarchen die de wijk Chelsea hebben opgekocht’.


Door zich van de crisis te distantiëren heeft Cameron zijn kans gemist. Hij had kunnen besluiten dictatoriale Oost-Europeanen daar te pakken waar het het meeste pijn doet. Hij had het voorbeeld van de Fransen kunnen volgen die beslag legden op goederen van Oezbekistans élite. Hij had, net als de VS, visa kunnen blokkeren van buitenlandse criminelen. Hij had kunnen zeggen: voordat je op burgers schiet, weet dat wij je bankrekeningen dichtgooien. Voordat je een soeverein land annexeert: weet dat we een nieuw slot op je voordeur doen. En hij had tegelijkertijd, in een klap, de oververhitte Londense huizenmarkt kunnen afkoelen. Het zal niet gebeuren. Londen, butler voor ‘s werelds élite, zal voor de Russen en andere potentaten openblijven. Vooropgesteld dat ze hun geld meebrengen.