11 januari 2015

Nooit meer Life of Brian




De Britten, schrijft commentator Nick Cohen vandaag in The Observer, zijn de grootste lafaards ter wereld. De media laten nooit afbeeldingen zien van Mohammed. Britse historici kunnen hun verhaal dat de koran door mensen gecreeërd is (een godslasterlijke bewering volgens conservatieve moslims) met moeite kwijt. Omzichtigheid is het toverwoord in kunstwereld en musea, op universiteiten en redacties. Bovendien: mensen schofferen in het VK is strafbaar. Sectie 5 van de Public Order Act is zo breed dat praktisch iedere demonstrant gearresteerd kan worden als hij ‘shockeert of aanstoot geeft’. Na een avond stevig stappen vroeg ene Sam Brown een paar jaar geleden aan een agent: ‘Beseft u wel dat uw paard homo is?’ De politie spande een proces aan toen Brown weigerde de boete van € 95 euro te betalen.  

Van beledigen een misdrijf maken heeft vrijheid van meningsuiting aardig klem gereden. Afwijkende meningen, gewoon in Nederland en België, worden in het VK tegenwoordig gezien als ontoelaatbaar. Mijn indruk is tenminste dat Britten minder vaak dan vroeger geneigd zijn een wenkbrauw op te trekken en door te lopen. Terry Jones, een van de Pythons, zei kortgeleden te geloven dat Life of Brian nu niet meer gemaakt zou kunnen worden. Te riskant, dacht hij. In het huidige klimaat zouden orthodoxe christenen zonder veel moeite kunnen garanderen dat er niet met het leven van Jezus gespot werd.

Of het nou op straat is, op kantoor, de faculteit of on line, Britten voelen zich aangesproken en trekken van leer. Sinds 2011 onderzocht de Britse politie 20.000 klachten van mensen die zich in sociale media ‘beledigd’ voelden. Minister van justitie heeft beloofd de ‘maximale gevangenisstraf’ voor ‘misbruik on line’ te verviervoudigen.

Een overdreven omzichtigheid is de Britse omgangscultuur niet vreemd. Toen mijn (Britse) echtgenoot nog ambtenaar was op een Londense deelgemeente, mocht hij niet om ‘zwarte koffie’ vragen. De correcte keuze in de kantine was ‘koffie zonder melk’. 

Mijn Britse vrienden vinden wat ik ze heb laten zien van Charlie Hebdo, grof en racistisch. Ze kunnen zeker niet om de Franse spotprenten lachen. Ze snappen de vrijheid te beledigen, maar ‘hoort daar geen verantwoordelijkheid bij?’ Britse satire is anders. Ze is tweederde humor, eenderde woede. Ze is ondeugend en afstandelijk. De voorpagina’s van het Londense blad Private Eye zijn bedoeld je aan het lachen te maken, niet om te shockeren. 

Op de BBC (radio) hoorde ik gister een zoveelste debat over vrijheid van meningsuiting. Was het een absoluut recht of toch maar niet? Een van de deelnemers was een Franse journaliste. Zij vond dat Frankrijk nog een hoop kon leren van de manier waarop de Britten omgaan met minderheden. ‘Jullie moslims zijn veel beter geïntegreerd’, zei ze. ‘In Londen heb je geen banlieus. Hoofddoeken zijn bij jullie nooit een onderwerp van gesprek geweest, laat staan dat daar een verbod op is. Britse moslims worden meer gerespecteerd, minder bespot’.  


Maar nooit meer Life of Brian? Het lijkt alsof de Britten vrijheid van meningsuiting hebben ingeruild voor een relatief verdraagzamer samenleving. En dat de meeste Britten daarmee kunnen leven.

8 januari 2015

De ene Charlie is de andere niet.



We zijn allemaal Charlie, kopte de Times fier vanochtend boven het leidinggevend commentaar. O, echt? Allemaal? Even tellen. Van de twaalf landelijke Britse dagbladen (we laten de Racing Post buiten beschouwing - er was in Parijs geen renpaard omgekomen) heeft er geen enkele een spotprent van Charlie Hebdo op de voorpagina. Het vlaggenschip van de BBC, Newsnight, wijdde de hele uitzending aan het bloedbad in Parijs zonder een aanstootgevende cartoon te laten zien. Channel 4 News zei half verontschuldigend, half uitleggend, dat het niet tonen van omstreden spotprenten bedrijfsbeleid was.

Anders gezegd: terreur werkt. Wat we eigenijk, na de publicatie van Salman Rushdies Duivelsverzen (1988) al vermoedden. En wat we zeker wisten in 2005 toen niemand in Groot Brittannië de omstreden, Deense spotprent van De Profeet durfde afdrukken. Nou heb ik makkelijk praten. Ik opereer in de softe, wollige hoek van de journalistiek. Ik hoef niet bang te zijn voor mannen met mitrailleurs die de deur van mijn werkkamer opentrappen. Ik heb geen personeel voor wiens welzijn ik verantwoordelijk ben. Mijn grootste angst tijdens mijn werk is koffie over mijn toetsenbord te krijgen. 


Maar, zoals David Aaronovitch schrijft in de Times, :‘een reden waarom Charlie Hebdo doelwit werd, is omdat wij lafaards zijn geweest’.  In Britse satirische programma’s en bladen wordt van alles en nog wat gehekeld, maar niet de islam. En hoe meer wij, de gevestigde media, de andere kant opkijken, des te meer bladen als Charlie Hebdo ‘die roekelozer zijn of meer gehecht aan vrijheid van meningsuiting, excentrieker lijken en geisoleerd staan’. ‘Wij, die niet publiceren waar moslims aanstoot aan kunnen nemen, maar waar niemand anders zich aan stoort, maken iets abnormaal wat in feite normaal zou moeten zijn’, zegt Aaronovitch. Conclusie: omdat we met twee maten meten hebben we meegeholpen van Charlie Hebdo doelwit te maken.