24 september 2011

Downton Abbey


Een gotisch landhuis, een achtertuin zo groot als Overijsel en een vers gestreken Times voor het ontbijt. Dat kan maar een ding betekenen. Zondagavonden zullen nooit meer dezelfde zijn.

Het is de tweede serie en de eerste wereldoorlog. En al meteen in de eerste aflevering beseft jan en alleman hoe ingrijpend die oorlog zal zijn. Eenmaal voorbij zal alles anders zijn. Downstairs zal upstairs kruipen en upstairs zal worden bijgezet in Harrods. Er is zelfs een kans dat vrouwen stemrecht krijgen en landgoederen kunnen gaan erven. Maar nu zitten we nog middenin The Great War. En middenin de essentie van aspergevorken en van stand. Stand is van belang 'om de Duitsers te laten zien dat ze ons niet kunnen verslaan', had Mr Carson, de slijmballerige butler, al eens gezegd terwijl hij het zilveren bestek controleerde. Mr Carson weet ook dat een kamermeisje nooit, nooit, nooit een hertog mag bedienen. De nieuwe hulp, Ethel, die ambitieus en licht rebellerig is, weet dat niet. Ik ga niks verklappen, maar u voelt hem wel aankomen.

In de loopgraven is het een en al modder en explosie. Het doet denken aan Glastonbury. Matthew doet er zijn plicht, tussen de vallende granaatscherven door thee uit een proseleinen kop en schotel drinkend (Royal Albert? Doulton?). Maar Thomas, de lakei die dezelfde loopgraven deelt (maar niet hetzelfde porseleinen serviesgoed) gedraagt zich als Een Lafaard.

Nogmaals, ik ga niks verraden, behalve dat de dialoog van deze deftige soapserie absurd is, het verhaal voorspelbaar, het landgoed fenomenaal en de kleren, oh de kleren. (Valt in katzwijm. Waar is mijn vlugzout?) Maggie Smith is en blijft formidabel als de ijzige, bemoeizuchtige dowager duchess (wat dat ook zijn moge). 'Weekend?', zegt ze ergens halverwege, 'wat is een weekend?' Geen idee, maar het zou best eens kunnen aanslaan. Vooral de zondagavonden dus, met Downton Abbey op de buis.


































En zondagavonden zullen nooit meer dezelfde zijn.