2 december 2015

Erbij horen



Het Britse parlement beslist vanavond mee te doen met luchtaanvallen op IS-doelen in Syrië. Niet dat Londen een plan heeft voor hoe Syrië eruit moet zien na IS. Er is ook geen militaire strategie hoe de end-game te bereiken. De Britten doen mee omdat, zoals premier Cameron zei na de aanslagen in Parijs, ‘we niet langer aan de zijlijn kunnen blijven staan’. ‘Onze bondgenoten vragen zich af, als we nu niet meedoen, wanneer dan wel’. Anders gezegd, Londen doet mee omdat Washington het verwacht. Het bombarderen van Syrië is een zaak van power, prestige en gezichtsverlies. De Britten gaan oorlog voeren omdat ze niet buitengesloten willen worden. Hun belangrijkste drijfveer is de angst het jongetje op de speelplaats te zijn waar niemand mee wil spelen.

Militair gezien zullen de Britten weinig toevoegen aan een coalitie die al uit 65 landen bestaat. Zeker, de Brimstone, een raket die veel preciezer is dan ieder ander wapen in het Franse of Amerikaanse arsenaal, is nuttig. Maar hij is niet doorslaggevend. Gevraagd wat voor verschil Britse deelname zal hebben aan de luchtoorlog, zei oud majoor generaal Jonathan Shaw nuchter: ’niet veel’. De Britse deelname zal zich beperken tot luchtaanvallen. Het leger zal zeker niet worden ingezet. Cameron heeft ‘Britse laarzen aan de grond’ uitgesloten. De vaste kamercommissie van buitenlandse zaken wilde kortgeleden weten ‘welke grondtroepen de ingenomen regio’s in Syrië gaan bewaken en besturen?’. Het antwoord was ‘een plaatselijke, gematigde oppositiemacht’ van 70.000. Het overtuigde niet omdat de milities in kwestie om te beginnen geen eenheid zijn en vaak ook niet gematigd.

Oorlog is politiek met andere middelen, zei de Pruisische strateeg Carl von Clausewitz. Oorlog is geen onnatuurlijke reflex voor het Verenigd Koninkrijk. De notie van luchtaanvallen op Syrië zijn, zoals de Amerikanen zeggen, ‘een déjà vu all over again’. Voordat IS het doel was, had Londen het gemunt op al Qaeda en op de Taleban, op kolonel Khadaffi en Saddam Hoessein. In Libië ging het, in de woorden van Cameron destijds, ‘om het redden van mensenlevens’, te weten die van de burgers in Benghazi. Vier jaar later is Libië een mislukte staat aan de Middellandse Zee van waaruit IS en andere islamitische militanten hun jihad exporteren. Van de invasie van Irak in 2003 leerden Britse en andere westerse politici hun legers thuis te houden. Ze leerden niet om af te zien van inmenging. 


Groot Brittannië zou een rol van betekenis kunnen spelen in Syrië. Er is een historische band met de regio en bekendheid met het Syrische leger. ‘Het VK kan een visie ontwikkelen voor hoe je plaatselijke strijders mobiliseert en opleidt om IS te verslaan’, zegt Hassan Hassan, een Syrië deskundige van de denktank Chatham House. Het overhalen van Soenie rebellen om zowel IS als Assad te bestrijden is, zegt Hassan, op den duur de sleutel tot succes. Maar dat vereist politieke wil en een nieuwe, eigen visie. Een die verder reikt dan mee willen doen met de anderen.