24 december 2014

kertsstemming



De Engelse kerst bestaat niet. De term suggereert dat er een landelijk herkenbaar evenement is, terwijl het er duidelijk twee zijn. Je moet dus kiezen waar je voor gaat. En dat is niet eenvoudig omdat beide kersten (want dit is Engeland) aan de extreme kant zijn. De eerste helft van het kerstseizoen laat je je makkelijk  verleiden door de elegante glamour van Bond Street. De stijlvolle étalages, de briljante briljanten bij de juweliers, de slee van de kerstman in Covent Garden, opgetrokken uit 70.000 legosteentjes. OK, we schrappen de slee en de lego en gaan voor een kerstcocktail in de bar van het Royal Opera House (Christmas Cosmopolitan, iemand?) bekijken de kerstmanden bij Fortnum & Mason (Imperial kerstmand £ 5000) en komen tot stilstand in een van de café‘s in Piccadilly waar vrouwen met boodschappenlijsten langer dan het verdrag van Rome, tobben over de samenstelling van het kerstdiner. Het menu is het probleem niet. Dat ligt, sinds ze de eerste funderingen legden van de stal in Bethlehem, muurvast. Het probleem is om kalkoen en christmaspudding ieder jaar weer verrassend te maken. Spruiten mogen niet meer, zoals vroeger, een week tevoren worden opgezet zodat je ze met een rietje naar binnen kan werken. Ze verdienen nu een blancheerbehandeling met nootmuskaat en knoflook teneinde beetgaar ten tafel te komen. Dank je wel Jamie ‘bish bash bosh’ Oliver. 

Maar zo rond de twintigste begint al die goede smaak je de strot uit te komen en snak je naar de andere Engelse kerst. De kerstmis van cocktails die Snow Job heten, van rendierdiademen met aan-uit lampjes, van de kersttruien en de winterwonderlands. Vooral de winterwonderlands. Overgewaaid uit de VS in 2008 zijn dit pretparken die een winterfestival beloven en nooit waarmaken. De kerstmannen zijn altijd te dun, de rendieren blijken vervangen door reumatische pony's en het beloofde sneeuwlandschap is een drassig parkeerterrein. Dat laatste is steeds opnieuw een grote verrassing voor een land waar de gemiddelde kersttemperatuur zes graden boven nul is en de gemiddelde winterneerslag regen. Winterwonderlands zijn immer diep, diep teleurstellend. Het uitblijven van een succesformule leidt tot journaals met huilende kinderen die tevergeefs naar rendieren zochten en boze ouders die hun entreegeld van € 40 terug eisen. En waarvan je weet dat ze het volgend jaar, zodra een nieuwe entrepreneur met enkelbanden belooft dat zijn Lapland de real deal is, vooraan in de rij staan voor kaartjes.  


Er zijn vele soorten crisis, maar de existentiële kerstmiscrisis is op te lossen. Je draait gewoon een paar diensten als vrijwilliger in een daklozencentrum. Al Londens 4000 daklozen kunnen in de kerstweek op diverse plekken terecht voor bed, bad en drie warme maaltijden per dag. ‘Mijn’ centrum biedt IT-cursus, kapper, tandarts, kleren, tafeltennis en live-muziek. De honderden die er werken zijn allemaal vrijwilligers. Ik had mijn levendigste debat gisteravond aan de deur van de geïmproviseerde bioscoopzaal toen de belangstelling voor een documentaire over het leven van Leonard Cohen slechts een man groot was. De man in kwestie was overigens voor zijn kerstweek in Londen uit Somerset komen lopen. Hij had er zes dagen over gedaan. Het mocht niet baten. Het werd ‘Dawn of the Planet of the Apes’. Mijn favoriete plek is de poort waar Claire en ik een lange dienst draaiden zoals stewardessen dat deden voor het tijdperk van Easyjet. Welkom, riepen we tegen mensen die gewoon zijn weggejaagd te worden. Kom binnen zeiden we met een brede grijns. Daar kunt u zitten. Hier en hier kunt u uw spullen kwijt. We komen zo rond met het menu. ‘Ik loop iedere dag langs hotel Claridge’, zei een dakloze gast, ‘en daar hebben ze maar een portier. Hier zijn er twee en ze heten me nog welkom ook’. En dat is dan wat ze volgens mij bedoelen met de Christmas spirit.

10 december 2014

Afdingen



Ik zag in het warenhuis Selfridges gister een zwarte spijkerbroek liggen voor € 560. Afgeprijsd. Selfridges is het soort zaak dat eigenlijk met de koloniën had moeten verdwijnen, maar thuishaven is gebleven voor sjiek en cool. Het is de oase in de anderhalve kilometer lange stijlcrisis die Oxford Street heet. Zodra je door de prettig zware deuren naar binnen stapt wordt je eraan herinnerd dat er in dit land de afgelopen twaalf maanden 44.000 miljonairs bijkwamen en dat er meer privé jets werden thuisbezorgd dan elders in Europa. 

Voor de minder vermogenden die doorgaans niet meer uitgeven aan spijkerbroeken dan 10% van het exemplaar in Selfridges, zit er maar een ding op om aan de fijnere dingen des levens te geraken. Afdingen. Nou is het een van die tragische onverkwikkelijkheden dat onderhandelen over prijzen niet in het nationaal DNA zit. Britten betalen wat op het prijskaartje staat. In restaurants wordt zelden de rekening nagekeken. Want stel dat de ober een glas Pinot teveel gerekend heeft, dan moet daarover onderhandeld worden. En dat is gênanter dan de extravagante geluiden die Meg Ryan maakte in When Harry Met Sally. Ik heb vriendinnen die de kapper een fooi geven nadat hij hun haar verminkt heeft en ze vier weken lang in een boerka onder hun bed moeten leven, totdat het weer enigszins is bijgegroeid. 

Naast Selfridges staat een man gepofte kastanjes te verkopen. ‘Hoe duur?’ ‘£ 2’. ‘Zit er kaviaar in?’. Zuur lachje. ‘Maar er zitten er maar zes in het zakje. £1’. En ik loop weg. ‘£ 1.50’ roept hij na. Yess, zeg ik inwendig. Ik heb gewonnen, zeg ik tegen de Britse vriendin, die meters verderop was gaan staan met zo’n ‘ik hoor niet bij haar’-houding. 

Ik moet de VPRO de afgelopen zes maanden een fortuin bespaard hebben door tijdens de research voor een serie er bij iedere metrobestuurder, deelgemeente, restaurant en dienaar van de koninklijke parken af te dingen op prijzen. Want zodra je in Londen een statief uitzet moet je betalen. U wilt tien minuten achter Harrods filmen en u neemt daarvoor vier stoeptegels in beslag? Da’s £ 250. Ontbijtende heren draaien in een restaurant met uitzicht over de stad? £ 200. Het kost niks om op een boot op de Theems te filmen. Maar of je wel £ 325 wil overmaken aan de havenmeester. Om dan, sneller dan een aardewerkverkoper in de souk, uit te komen op de helft van het genoemde bedrag. 


Voor alles moet je tegenwoordig in Londen betalen, klagen Nederlandse collega’s. Nee, hoor. Zo was het altijd al. Eind vorige eeuw wilden zelfs kamerleden geld voor een interview. Maar u heeft toch een publieke functie, vroeg ik er een ooit. Waarop hij zei dat hij die functie alleen vervulde voor het Britse publiek, en omdat hij niet betaald werd zijn parels voor Nederlandse zwijnen te gooien, was een gesprek voor Dutch Radio een zuiver commerciële onderneming. Ik werd eens gebeld (dit was lang voor het internettijdperk) door Denis Healey, bulderend kopstuk uit de Labourpartij, met wie ik een afspraak had voor een interview. Healey, die als minister van financiën de grootste vakbondsleiders kon laten piepen als kanaries in de koolmijn, wilde f 100 voor het gesprek. Ik weet niet meer wat ik gezegd heb. Waarschijnlijk dat wij in Nederland deze mooie Britse traditie niet kenden en dat de begroting van de Vara er niet op berekend was volksvertegenwoordigers te betalen als ware het prostituees (dat laatste heb ik er vermoedelijk niet bij gezegd). Op den duur kwamen we uit op f 75. Het was een van de hoogtepunten uit mijn correspondentschap.