
Het heet de Queen's Speech, maar het enige wat ze doet is hem voorlezen. De regering heeft hem geschreven. Hare Majesteit verwoordt hem enkel. Een soort karaoke zonder muziek.
Wat we niet wisten was dat binnen een premier bezig was zijn laatste, politieke adem uit te blazen. 'Er zijn geruchten dat Brown vanavond nog opstapt', zegt een collega. 'Maar het moet wel voor tienen, want eerste ministers ontslaan en nieuwe benoemen na dat tijdstip, dat doet de majesteit niet'. Gelach. 'Maar er is nog niks bevestigd'. 'Je weet hoe het gaat hier. We make it up as we go along'.
Binnen, begrijpen we later van de fotograaf van de Guardian, Martin Argles, die Browns laatste dagen vastlegt, heeft het kabinet zich verschanst in de War Room. In de kamer ernaast zit Brown aan de telefoon met Nick Clegg, leider van de Liberaal Democraten. 'Nick, Nick, ik kan niet langer blijven wachten', zegt Brown. Het is 19.10. Ik hoor binnen mensen klappen. Heeft Brown een afscheidsspeech gehouden? Treedt hij direct af? De zwarte deur naast die van Nummer Tien gaat open. Een rij medewerkers komt naar buiten en gaat op de stoep staan. Niemand zegt iets. Een paar snotteren met gebogen hoofd. Het is 19.16. Ik begin aan mijn verhaal voor Terzake. Uit mijn ooghoek zie ik de fotografen als een kudde wildebeesten naar links rennen. Als ik me omdraai wordt een lessenaar met een microfoon de straat op gereden. En dan komt Gordon Brown naar buiten. Het is 19.20. Hij vertrekt, zegt hij, uit de 'op een na belangrijkste baan die ik ooit zou kunnen hebben'. Maar hij hecht meer waarde aan de belangrijkste; 'die van echtgenoot en vader'. Op tien meter afstand zie ik hem slikken. In Washington had zelfs de pers geapplaudiseerd. In Downing Street blijft het stil. Vrouw Sarah draait zich om, loopt terug naar binnen, en komt met John en Fraser naar buiten. De zonen zijn niet eerder gefotografeerd. Dan is het de auto in voor de laatste rit naar Buckingham Palace. Ik zweer dat uit de schoorsteenpijpjes van Numer Tien witte rook komt. Nog geen uur later staat de nieuwe premier, David Cameron, op de stoep.
Het wisselen van de wacht is een wrede zaak. Er zijn geen regels voor hoe je baan als premier te verliezen maar je waardigheid te behouden. Ik weet nog hoe John Major in 1997 rond een uur of twee 's nachts erkende de verkiezingen verloren te hebben. Acht uur later stond de verhuiswagen op de stoep. Major taaide af naar een cricketwedstrijd. 'We make it up as we go along'.
Hoe Nederlands is iemand die technisch half Nederlands is? 'Technisch?' verbetert Nick Clegg me.'Ik ben biologisch half Nederlands, genetisch. Mijn moeder is Nederlandse'. Alsof we dat nog niet wisten, maar omdat er wellicht nog een kijker is van Nova die met dit heuglijke feit onbekend is, hebben we het er, in het bijzijn van een cameraman, nog maar een keer over. Want als het niet gefilmd is, is het niet gezegd en bestaat het eigenlijk niet. Zo werkt t.v.
We zitten trouwens in het achterste gedeelte van de campagnebus van de Liberaal Democraten. De bus is, sinds de verkiezingscampagne begon, het tweede huis van de LibDemleider. En van de t.v.ploegen, verslaggevers en fotografen wiens opdracht het is Clegg te volgen. In het begin was hun aantal vrij bescheiden, maar sinds de leider doorbrak in de t.v.debatten en de peilingen in zijn voordeel op hol sloegen, is geen stoel onbezet. De bus, in een vorig leven door voetbalmiljonairs gebruikt, lijkt van binnen op de betere stacaravan. Er is een keukentje, waarvan het koffieapparaat niet tegen bochten kan en regelmatig explodeert, beeldschermen en een w.c. De battlebus is voor de gelegenheid in de partijkleuren geverfd. Waarom is er in Nederland toch zo'n interesse in Clegg, vragen Britse collega's de hele dag. Omdat hij Nederlands spreekt? Nee, zeg ik, omdat de LibDems de Nederlandse kleur hebben overgenomen.
Voor een plaats in de bus is geld nodig, een graad van Oxbridge en invloed bij de regering en/of Buckingham Palace. Geen probleem voor de BBC of de Times. Wel voor Nova. Er zijn ons plaatsen beloofd op vrijdag en net als de Nederlandse cameraman zijn ticket betaald heeft, wordt het zondag. We hebben gegarandeerd een plaats in de battlebus, dan in de reservebus. Uiteindelijk in allebei. We vertrekken zondagochtend uit Londen, o nee, het is Manchester geworden.
Het is de laatste zondag voor de verkiezingen. De bus gaat door Yorkshire, Noord-Engeland. Door stadjes met heel veel gebouwen en, om met de dichter John Betjeman te spreken, heel weinig architectuur. Door kale heuvels en adembenemend mooie dorpjes. Dit is Labourland. Hier worden, volgens het cliche, de stemmen niet geteld; ze worden gewogen. Maar na 13 jaar en een impopulaire premier is Labour hier kwetsbaar.
Cleggs Nederlands is accentloos, wat des te opmerkelijker is omdat hij er nooit gewoond heeft. 'Maar het is wel ouwerwets', vindt hij. Valt mee, hoewel het niet zo genuanceerd is als zijn Engels. Hij zoekt af en toe naar woorden ('hoe zeg je sustainable'), maar we willen hem toch in het Nederlands horen. Want ook zo werkt televisie. Bovendien: hoe vaak gebeurt het dat een leider van de derde grootste Britse partij, iemand die bovendien de sensatie is van de verkiezingscamapgne het Nederlands beheerst? Nou dan.
Na honderden kilometers en en negen nuur in de battlebus zijn we blij terug naar Londen te kunnen vliegen. Vliegen? Sorry, dat gaat niet door. Te weinig plaatsen in het RAFtoestel. Dat gaat een hele lange treinreis worden. Waarbij we ons trootsen met de gedachte dat het misschien toch niet zo erg is als de LibDems deze verkiezingen verliezen.