19 december 2012
De cultuur van vuurwapens
Ik heb Britse vrienden die op een boerderij wonen in Devon, zuid-west Engeland. Niet afgelegen in de zin van ‘in the middle of nowhere’, maar je bent toch al gauw vijf minuten onderweg, te voet, voordat je bij de buren bent. Ze hebben een jachtgeweer. Daarmee schieten ze, tot onbeschrijfelijk genoegen van mijn zonen als ze er logeren, konijnen dood. Ik heb het een keer geprobeerd. Kartonnen dartboard op de boom, geweer tegen de schouder, trekker overhalen. Op alles voorbereid en dan nog bijna tegen de grond gegooid worden door de terugslag.
Andere Britse vrienden jagen. Als ik mee ga, wat zelden voorkomt daar het mij doorgaans te zompig is, schiet ik kleiduiven. Wat, geloof het of niet, best wel eens de spannendste sport ter wereld zou kunnen zijn. Mijn Britse vrienden behandelen hun vuurwapens met respect en terughoudendheid. Het laatste wat ze doen is hun kinderen meenemen naar een schietbaan om te leren doelschieten, zoals de moeder van Adam Lanza. Geweren hebben maar een doel: te doden, zeggen ze. En toch. Met een geweer in je hand, ben je een ander mens. Gewichtiger, serieuzer. Ik kan begrijpen waarom het Amerikanen zwaar zou vallen er afstand van te doen.
In contekst bezien is dat bloedbad in Newtown, Connecticut niet zo uitzonderlijk als het lijkt. Kijk naar de cijfers. Dagelijks worden 80 Amerkanen doodgeschoten. Op scholen, bij bushaltes, in supermarkten. Bijna de helft van de Amerikaanse bevolking heeft een geweer in huis, doorgaans even toegankelijk opgeslagen als bij ons de paraplu. Eenderde van de bijna 300 miljoen geweren in de VS zijn handgeweren, ‘nutteloos voor de jacht, maar briljant om mee te doden’, zegt Brian Masters, auteur van ‘The Evil That Man Do’. Sinds de moorden op de Kendedy’s en Martin Luther King in 1968 zijn ruim een miljoen Amerikanen doodgeschoten.
De Amerkanen zijn verslaafd aan vuurwapens. Ze hebben er geen jachtseizoen voor nodig om geweren te verzamelen, te vertroetelen en alleen al aan het bezit ervan plezier te beleven. Het eerste wat mijn (Amerikaanse) zwager deed als we in Las Vegas kwamen logeren, was zijn pistool laten zien. Ik moest daar aan denken toen ik las dat twee dagen na het bloedbad op de school in Newtown, de plaatselijke schietbaan al weer open was.
Waarom heb je toch zo’n ding in huis? vroeg ik dan de zwager met typisch Europese afkeuring. Waarop hij uitlegde in een toon alsof hij het tegen een verstandelijk gehandicapte had, wat ik in zijn ogen ook was, dat hij dat ding had om er zijn gezin mee te beschermen. De meeste Amerkanen voelen zich veiliger met een geweer onder het bed. Ook al wijzen onderzoeken uit dat huizen zonder een vuurwapen veiliger zijn dan een met. Begrijpelijk. Je bent minder geneigd tot redenering en meer bereid tot aktie als er een geweer binnen handbereik ligt.
Schietpartijen heb je overal. Ook bloedbaden op scholen. De Britten hadden hun Newtown in 1996 toen een vroegere scoutleider 15 kinderen van vijf en zes jaar doodschoot, en hun docent, in een school in het Schotse Dunblane. Sindsdien zijn de Britse vuurwapenwetten een van de striktste ter wereld. Maar ze zijn niet de oplossing. Ze weerhielden tenminste Derrick Bird er niet van om twee jaar geleden twaalf mensen dood te schieten in het noord-Engelse Cumbria. Wat ze wel doen is de kans op bloedbaden reduceren. Dat vindt ook de Britse politie, een van de weinige ter wereld die ongewapend rondloopt. Ook iets wat mijn Amerikaanse zwager nooit begrepen heeft.
Abonneren op:
Posts (Atom)