Voor zover te zien was heeft Meghan Markle genoten van haar trouwerij. En daar kun je alleen maar blij om zijn. Markle gaat alle goodwill en geluk haar toegewenst nodig hebben. Tot nu toe was de overgang naar het Britse een makkie. Maar met de aanvraag van het Britse staatsburgerschap begint de ellende. Dan zou er best eens een moment kunnen komen waarop ze zich afvraagt of dat avontuur met die rossige prins wel zo’n goed idee was.
Ik besloot een paar maanden geleden de Britse nationaliteit aan te vragen. Niet omdat ik lidmaatschap van het Huis van Windsor ambieer, maar omdat Brexit de status van Europese burgers onzeker gemaakt heeft. Zolang ik gehuwd blijf met mijn Britse echtgenoot kan ik het Britse staatsburgerschap aanvragen zonder mijn Nederlandse te verliezen. Win-win. Vooropgesteld dat ik dat Brits paspoort krijg. Een proces dat niet alleen prijzig (€1400) is maar zo tijdrovend dat tegen de tijd dat het document afkomt, het VK wel eens zover afgedreven kan zijn in de Atlantische Oceaan dat het bestaan ervan enkel nog in de herinnering van de omringende landen bestaat.
Maar het aanvraagformulier (30 pagina’s) is gedownload. Evenals de handleiding die nodig is het formulier te kunnen invullen. Plus het boekje dat nodig is de handleiding te begrijpen voor dat formulier. Dat is de eerste horde. Zo wordt de aanvrager wegwijs gemaakt in het Monty Python-achtige absurdisme van het Britse bestaan. De tweede stap was het inburgeringsexamen. De vragen uit die toets ‘over Britse tradities en gewoonten’ deden The Man denken aan ‘een slechte pub quiz’. En hij kan het weten. De nutteloze informatie in het hoofd van mijn Britse echtgenoot is zo omvangrijk dat het voldoende is zijn populariteit bij lokale quiz teams al jaren te garanderen.
Voor het inburgeringsexamen Life in the UK (€ 73) moet je dingen weten als waar Florence Nightingale geboren is, welke taal de eerste Engelsen spraken, wie waar het eerste curry restaurant opende en hoeveel Olympische medailles Chris Hoy won. Mijn Britse vrienden, op wie ik triomfantelijk sommige van de bijna 3000 feiten die ik net geleerd had uitprobeerde, zakten allemaal. Een kamercommissie van het Hogerhuis vond kortgeleden dat de toets ‘een barrière was voor het verkrijgen van staatsburgerschap, liever dan een middel betere burgers te creëren’.
Het kwam zeker als een verrassing te vernemen dat het examen bedoeld is integratie te bevorderen. Om te beginnen word je over de nationale identiteit niet veel wijzer. Wat de Britse idealen zijn, waar hij naar streeft, wat het Brits zijn onderscheidt van pakweg het Nederlands zijn, geen idee. En niet in staat huidige eigenschappen en cultuur te identificeren doen de Britten wat ze altijd doen: terugvallen op vroeger, op wat was. Het hoofdstuk over de ‘lange en illustere’ geschiedenis van het land, is lang en illuster. Er zijn honderden feitjes over wat de Romeinen in het VK uitspookten, maar niks over onmiskenbare Britse zaken als het belang van de nationale gezondheidszorg, het instituut van de BBC en het talent voor dronken vechtpartijen op de parkeerplaats van de kroeg. Je kunt voor het inburgeringsexamen slagen zonder iets te weten over onderwijsdiploma’s, inkomstenbelasting en hoe een ambulance te bellen.
Eenmaal het inburgeringscertificaat op zak (dank u) is het terug naar het aanvraagformulier voor de Britse nationaliteit. Ik tob al weken bij het hoofdstuk Afwezigheid van het VK. Het formulier gebiedt hier dat alle dagen worden ingevuld waarop de aanvrager de afgelopen drie jaar niet in Groot Brittannie was. Zijn het er meer dan negentig per jaar, dan wacht automatische diskwalificatie. Tenzij je kunt aantonen dat er voor die afwezigheid een goede reden is. Een relatie met prins Harry is, denk ik, zo’n goede reden. Maar iets zegt mij dat iemand anders die al heeft opgegeven.