6 juni 2009

Browns glimlach


'Hij moet het gewoon niet doen', zei een Britse collega een paar weken geleden nog in een BBC studio. 'Brown moet gewoon nooit glimlachen. Hij kan het niet. Het is onecht'.

Je kan Gordon Brown niet van een vrolijke natuur betichten. Begrijpelijk, dacht ik, toen ik zag waar hij vandaan kwam. Van het Schotse Kircaldy, waar zijn vader een Presbyteriaanse dominee was, wordt niemand vrolijk. En van zijn broer John ook niet. Wat me het meest bijgebleven is van een reportage die Richard Groenenboom van de EO en ik over Browns milieu maakten twee jaar geleden, is de reaktie van John. De laatste had ons thuis in Glasgow op de thee uitgenodigd. Natuurlijk was hij blij, zei John, dat Gordon premier geworden was. Maar nee, de familie ging dat niet vieren. Niet in de traditionele zin van het woord. Ze had Gordon een gelukwens gestuurd om hem sterkte en kracht te wensen voor de zware taak die hem wachtte. Een gelukwens, dacht ik. Als de champagne niet open kan als je broer eindelijk de baan heeft waar hij zich zijn hele leven op heeft voorbereid, dan gaat die daar nooit open.

En nu is het te laat. Brown heeft zich opgesloten in Downing Street in afwachting van de uitslagen van de Europese verkiezingen. In zijn bunker is hij veilig. Hij hoeft er tenminste niet rond te lopen met, zoals een commentator zei, de glimlach op zijn gezicht getransplanteerd van een gelukkiger iemand.